Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik van koppelingen

Update:2022-06-22 00:00
Summary:
1. De askoppeling mag de gespecificeerde aslijnscheefheid en radiale verplaatsing niet overschrijden, om de transmissieprestaties niet te beïnvloeden.
2. Nadat de universele koppeling is gemonteerd, moeten alle bevestigingsschroeven worden gecontroleerd op één ploeg bij normaal gebruik. Als ze los zitten, moeten ze opnieuw worden vastgedraaid met het voorgeschreven aanhaalmoment. Herhaal dit voor verschillende diensten om ervoor te zorgen dat ze niet los gaan zitten.
3. De glijvlakken, kruiskoppen en lagers van de universele koppeling moeten gesmeerd worden. Over het algemeen wordt 2 # industrieel vet op lithiumbasis of 2 # vet op basis van molybdeen-calciumdisulfide gebruikt. Vul onder normale omstandigheden eenmaal per 500 bedrijfsuren olie bij en vul bij onderbroken gebruik eenmaal per 2 maanden bij. Als u onder hoge temperaturen werkt, moet u één keer per week tanken. Draai tijdens het tanken de schroef van het oliegat aan de kopzijde van het lager los en spuit deze in met een hogedrukoliepistool totdat deze overloopt.




4. Als u tijdens het dagelijkse onderhoud van de koppeling normale slijtage aantreft, zoals inkepingen, moet u deze op tijd vervangen; Draai tijdens onderhoud, demontage en wassen de dwarsas 180° om de astap onder spanning afwisselend te kunnen gebruiken.
5. De contactlengte van de tandbreedte van de tandwielkoppeling mag niet minder zijn dan 70%; de axiale beweging mag niet groter zijn dan 5 mm.
6. De tanddikte van de tandwielkoppeling is versleten. Wanneer het hijsmechanisme 15% van de oorspronkelijke tanddikte overschrijdt, wanneer het bedieningsmechanisme 25% overschrijdt, moet het worden gesloopt en moet het ook worden gesloopt als er gebroken tanden zijn.
7. Als de elastische ring van de penkoppeling en de afdichtring van de tandkoppeling beschadigd of verouderd zijn, moeten deze tijdig worden vervangen.
8. Tijdens het werk en tijdens het gebruik moet regelmatig worden gecontroleerd of de universele koppeling een abnormale radiale zwaai- en lagerverwarming heeft. Als deze verschijnselen worden geconstateerd, moeten deze tijdig worden hersteld.